top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverTom Schepers

Iconen van Genade - Deel I

Deze adventsserie neemt u mee in het verhaal van de komst van Christus. De verschillende scènes van het adventsverhaal worden onderbroken door korte reflecties van de kerkvaders. Op een bijzondere en symbolische wijze ontvouwen zij de mysteries die in het Kerstverhaal verweven zitten.

De oude geschriften getuigen ervan dat een bijzondere man geboren moest worden. Deze man zou een nieuwe orde inwijden, met een nieuwe geboorte en een nieuw leven. Daarom moest Hij zelf geboren worden op een bijzondere manier. De profeet Jesaja zei dat de Heer zelf een teken zou geven: ‘Een jonge vrouw, een maagd, zou zwanger worden en een zoon baren. Ze moest hem de naam Immanuël geven, want dat betekent ‘God met ons.’’ Dit is de nieuwe geboorte; een mens is geboren in God, en in deze man is God geboren. Hij nam het lichaam van een eeuwenoud ras, maar, geboren uit een maagd, kwam er geen eeuwenoud zaad bij aan te pas. Zo zou hij de mensheid omvormen met een nieuw spiritueel zaad, en het zo schoonwassen van al haar oude vlekken.

(Tertullianus)


En zo gebeurde het dat, in de tijd toen Herodes als koning van Judea heerste, er een priester was die Zacharias heette en tot de priesterafdeling van Abia behoorde. Zijn vrouw, Elizabeth, stamde af van Aäron. Beide leefden rechtvaardig in de ogen van de Heer. Maar ze hadden geen kinderen, ook al waren ze op leeftijd. Toen het de beurt was van Zacharias om de tempeldienst te vervullen, verscheen er een engel in het heiligdom van de Heer. Hij kondigde aan: ‘Je vrouw Elizabeth zal een zoon baren, je moet hem Johannes noemen. Hij zal zijn als de Lamp van het Licht en de Stem van het Woord die voor de Heer uitgaat. Hij zal de geest en de kracht van Elia dragen, hij zal het volk gereed maken voor de Heer.’ Maar Zacharias was vol ongeloof, en daarom knoopte de Heer zijn stem dicht. De vader van de stem die de Heer aankondigt werd geroepen om stil te worden.


Zes maanden later verscheen de engel van de Heer aan Maria. De jonge vrouw was verloofd met de timmerman Jozef. De man van Maria was de nakomeling van vele grote helden en koningen. In zijn bloed stond de geschiedenis van Israël beschreven. Maar dit eeuwenoude geslacht had nog geen gemeenschap met Maria gehad. De zonde van het volk had haar nog niet aangeraakt, wat maakte dat juist zij Christus mocht ontvangen. De engel zei: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’’ Maria vroeg

aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren?’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.’ Daarop zei Maria: ‘De Heer wil ik dienen, laat met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’


Maria haaste zich niet om bezit te nemen van het goddelijk geheim. De apostel Paulus getuigde ervan dat het geheim van Christus voor alle eeuwen verborgen was in God. Zelfs de machten van de hemel begrepen dit niet. Daarom kon zij het niet zomaar bevatten, en vroeg: ‘Hoe zal dat gebeuren?’ Toch was Maria ook niet vol ongeloof, en stond ze niet opstandig tegenover haar opdracht. Ze onderwierp haar wil en beloofde haar dienstbaarheid, ook al begreep ze de wil van God nog niet ten volle.

(Ambrosius van Milaan)

Op aanraden van de engel haastte Maria zich naar haar tante, Elizabeth. Toen Maria het huis van Elizabeth naderde, en Elizabeth de stem van Maria hoorde, keek de profeet van genade op vanuit Elizabeth’s schoot. Hij sprong op in de baarmoeder en groette zo met ontzag de Koning die geboren zou worden. Hij was de voorloper van de Heer, en zijn moeder kondigde de moeder van de Heer aan met de woorden: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’ Maria hief een loflied aan, en zei:


‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert. Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’

Na drie maanden keerde Maria terug naar thuisstad Nazareth. Daar ontdekte haar verloofde, Jozef, dat zij zwanger was. Jozef was een goed en rechtvaardig mens en hij had ontzag voor God. Daarom wilde hij Maria niet in opspraak brengen en dacht erover haar in stilte te verstoten. Maar een engel van de Heer verscheen aan hem in een droom en zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam zijn vrouw bij zich, maar hij had geen gemeenschap met haar voor ze haar zoon gebaard had.

De engel van de Heer ging niet in op de kwade verdenking die Jozef had. Nee, op eerbiedige wijze verklaarde hij de oorzaak van Maria’s zwangerschap. Hij legde uit dat juist datgene waar Jozef bang voor was - hetgeen dat maakte dat hij Maria wilde verstoten - juist dat was de reden waarom hij Maria bij zich moest nemen. De grootste roeping uit Jozef’s leven, de vreugde van zijn bestaan, lag in het bijzonder verborgen op de plaats van angst en beproeving.

(Johannes Chrysostomos)


Niet lang daarna brak de dag aan van Elizabeth’s bevalling. Ze bracht een zoon ter wereld. De achtste dag, de dag van zijn besnijdenis, was ook de dag waarop het kind zijn naam zou krijgen. De mensen die zich verzameld hadden waren verbaasd over de naam Johannes. Er was immers niemand in hun familie die zo heette. Maar toen Zacharias op een schrijftablet bevestigde dat het kind Johannes zou heten, kwam zijn tong los. Vervuld met de Heilige Geest loofde hij God met de woorden: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, Hij heeft zich over zijn volk ontfermd en het verlost. Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel zich over ons ontfermen en schijnen over allen die in duisternis verkeren, in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.’

De geboorte van Johannes maakte een einde aan Zacharias’ stilte. Inderdaad de vader van de stem die het Woord zou aankondigen kon niet langer stil blijven. Net zoals de Heer zijn stem had vastgeknoopt vanwege zijn ongeloof, zo bevrijdde Hij ook de vader van de man aan wie de blijde boodschap was gegeven. Na de stilte verzoende God zich met Zacharias, opdat hij kon profeteren van de vrede die komen zou.

(Gregorius van Nazianze)



13 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Schaamte

bottom of page