top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverTom Schepers

Gods nieuwe economie

Meditatie n.a.v. Lucas 15:11-32

Afgelopen week kreeg ik een mail van Luminus. Ze deden een voorstel voor een nieuw voorschotbedrag van mijn gas en elektriciteit. Ik zal vast niet de enige zijn die in de afgelopen periode zoiets heeft ontvangen. De inflatie stijgt, de lasten stijgen en steeds meer mensen hebben moeite om maandelijks rond te komen. Dit maakt ook dat wij steeds meer kijken naar de overheid met de vraag: ‘En wat nu met mij?’ ‘Hoe wordt ik geholpen?’ Wellicht is er zelfs een stuk verontwaardiging, zeker wanneer we zien dat anderen wel worden geholpen. Het is niet eerlijk, ook niet als het onszelf nog wel lukt om de eindjes aan elkaar vast te knopen. Want waarom krijgen zij wel, en ik niet?


En dit is de spanning die wij ook terug zien in het verhaal van de verloren zoon. Jezus vertelde dit verhaal naar aanleiding van een aantal farizeeën en Schriftgeleerden die boos op Hem waren. Er staat in Lucas 15:1-2: “Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’” Mooi is dat. Voor die dieven, oplichters, voor dat tuig, daar heeft Hij aandacht voor. Maar voor mij, Hij zit niet aan mijn tafel. En hier is ook een stoel vrij.


En dan vertelt Jezus drie parabels. Hij spreekt over een schaap die verloren was, en waarvoor de herder al zijn andere schapen achterlaat om het verloren schaap te vinden. Hij spreekt over een vrouw die een waardeloos muntje kwijt is en daarvoor haar hele huis op de kop zet. Toen ze het muntje vond, riep ze al haar vrienden bijeen om feest te vieren. En dan vertelt Jezus het verhaal van de verloren zoon.


Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” (Luc 15:11b-12a) De jongste zoon was nog een jonge gast, waarschijnlijk een tiener of jonge twintiger. Hij was immers nog niet getrouwd. Zijn vader was rijk, dus de jongen wist dat er veel rijkdom voor hem in het verschiet lag. Maar welke tienerzoon heeft nu zin om decennia lang te wachten op deze schatkist? Dus hij ging naar zijn vader toe en vroeg om zijn deel. Hij zei eigenlijk: ‘Vader, ik heb geen zin om te wachten totdat u dood bent.’ Zijn vader koos ervoor om hier in toe te geven. Volgens de Joodse wet kreeg de oudste zoon altijd een dubbele erfenis. Dus zijn vader verdeelde zijn eigendom en gaf waarschijnlijk één derde van alles wat hij had aan zijn jongste zoon. Als je de tekst letterlijk vertaalt, dan staat er: de vader verdeelde zijn leven, en gaf het aan zijn zoon.


De jongen trok eropuit. Hij verzilverde zijn vaders erfenis en trok naar een ver land. Daar sliep hij met prostituees, trakteerde de hele bar elke avond op een rondje, maakte onwinbare weddenschappen en kocht de meest onnozele objecten. En je raadt het al, in korte tijd was zijn geld op. Toen brak er een zware hongersnood uit. Er was geen sociaal vangnet, dus de jongen zat in de problemen. Zijn hele wereld stortte opeens in. Eigen schuld, zou ik zeggen. Hoe had je ooit zo dom en brutaal kunnen zijn?


Voor het eerst in zijn leven nam hij een klein beetje verantwoordelijkheid. Hij trok eropuit en ging op zoek naar werk. Hij kwam uit bij een varkensboer die bereid was voor zijn diensten te betalen. U moet begrijpen, varkens werden gezien als onreine dieren binnen het Jodendom. Deze jongen zat vanwege zijn losbandige gedrag nu in de varkensstront in een vreemd land. Hij had het zo slecht dat hij op een gegeven moment zelfs verlangde naar het eten dat de varkens kregen. Dat was de boden.


En dan staat er heel mooi: “Toen kwam hij tot zichzelf.” (Luc 15:17a) In al zijn feesten en dwalen ontweek hij telkens zichzelf. Want hij wist natuurlijk heel goed wat hij zou zien als hij in de spiegel zou kijken. Maar nu zag hij zichzelf, werkelijk, naakt, en hij schaamde zich natuurlijk dood. Maar door zichzelf zo te zien, werd ook de weg terug zichtbaar. Hij realiseerde zich hoe goed hij het had bij zijn vader. Zelfs de dagarbeiders van zijn vader hadden het beter dan hij het nu heeft. Dat maakte dat hij besloot om terug te gaan naar zijn vader. Hij zou het volgende zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” (Luc 15:18b-19)


Dit is een heel mooi model van zondebelijdenis. Hij gaat naar zijn vader en hij heeft niets te bieden dan zijn noden. Het leven dat hij leidde, leidde tot de dood. Bij zijn vader aangekomen sprak hij zijn zonde uit. Hij benoemde zijn schaamte, en door het te benoemen in een schuldbelijdenis, door toe te geven dat hij gezondigd had, werd zijn schaamte een kracht tegen de zonde die er eerder voor zorgde dat hij bij zijn vader wegging.


Hij bood zichzelf aan als dagloner. Dat was de laagste rang onder de mensen in dienst van de vader. Dienaren in het huis hadden elke dag werk, onderdak en eten. Maar dagloners waren afhankelijk van de hoeveelheid werk dat beschikbaar was. Zijn vader wilde er echter niets van hebben. Hij zag zijn zoon in de verte aankomen, en hij rende op hem af. Hij viel hem om de hals en kuste hem. Hij gebood zijn dienaren om het mooiste gewaad te halen en de jongen sandalen te geven. Ze moesten een feestmaal voorbereiden met het gemeste kalf, het beste stuk vlees van de boerderij. ‘Want,’ zo zei hij, ‘mijn zoon was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.’ (Luc 15:24) Hij droeg zijn dienaren op om een ring om de vinger van de jongen te doen. Dit wijst op een zegelring van de familie, hij werd weer volledig opgenomen als zoon.


Ondertussen hebben wij ook de oudste zoon. Toen zijn jongere broertje vertrok, eiste hij niet zijn deel op. Hij bleef aan zijn vaders zij. Hij werkte hard in het veld en bouwde mee aan het bedrijf. Nu kwam hij thuis na een lange dag werken, en hij hoorde muziek. Toen hij van een knecht hoorde dat zijn jongere broer was thuisgekomen, en dat zijn vader hem zo ontvangen had, werd hij woedend. Hij weigerde naar binnen te gaan. Zeker niet zou hij aan tafel aanschuiven met deze dief, deze oplichter, deze bedrieger. Hij had de tranen van zijn vader gezien. Hij had doorgeploegd van zonsopkomst tot zonsondergang om het verlies van zijn broertje op te vangen. Nooit was hij ongehoorzaam geweest. Nooit had hij geklaagd. En nu stond hij daar met zijn goede gedrag. Buiten, in de kou, terwijl zijn jongere broertje in het centrum van de aandacht stond.


Zijn vader kwam naar buiten om hem tot andere gedachten te brengen, maar de oudste zoon wilde er niets van weten. Hij beklaagde zich bij zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht!” (Luc 15:29-30)


Waar is mijn deel? Hij heeft zijn deel gehad, en hij heeft het nog weggesmeten ook! Maar waar is mijn deel? Is dat niet de centrale vraag die wij ook zo vaak stellen? Waar is mijn deel? Hoe moet ik dan overleven? Is het nu niet eens tijd dat ik in het centrum van de aandacht sta? Wanneer wordt ik eens erkent? In al het goede dat ik doe, voor U, Vader! Maar ook in al mijn noden?


Waar is mijn deel? Dat is de economie waar wij zo vaak in denken. Niet alleen in geld, maar ook in aandacht en erkenning. Het is heel makkelijk om met de vuist omhoog naar hemel te schreeuwen en te vragen waarom anderen wel op een bepaalde manier gezegend worden terwijl wij zo zitten te worstelen met ons goede gedrag.


En dan volgt het antwoord van de vader. Mijn kind, begrijp je het dan niet? Alles wat ik heb, en alles wat ik ben, heel mijn leven, heel deze wereld, het is van jou. Dat is Gods nieuwe economie voor ons leven. In onze oude economie, in ons oude denken, denken wij in termen van ‘mijn deel’ en ‘mijn portie.’ En dan zijn wij verontwaardigd als het er even op lijkt dat wij tekort worden gedaan. Maar in Gods nieuwe economie delen wij allemaal in volheid van hetzelfde brood en van dezelfde wijn. En dan maakt het niet uit of wij de oudste of de jongste broer zijn.


U zou het ook zo kunnen zien. Stel u wint de loterij. U bent nu miljonair. U hoeft u nooit meer zorgen te maken over uw gasrekening. Gaat u dan ruzie maken met uw buurman of buurvrouw over een tientje? Nee! Dan vieren wij feest, en wij nodigen iedereen uit, en wij laten iedereen delen in de rijkdom van het leven dat God aan ons gegeven heeft. Want dit zegt de Vader: ‘Alles wat ik heb, en alles wat ik ben, mijn lichaam en mijn bloed, het is van jou.

28 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Schaamte

bottom of page